Wet op de Ondernemingsraad

Generic selectors
Exact matches only
Search in title
Search in content
Post Type Selectors

Artikel 20. Geheimhouding

  1. De leden van de ondernemingsraad en de leden van de commissies van die raad, alsmede de overeenkomstig artikel 16 geraadpleegde deskundigen zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken- en bedrijfsgeheimen die zij in hun hoedanigheid vernemen, alsmede van alle aangelegenheden ten aanzien waarvan de ondernemer dan wel de ondernemingsraad of de betrokken commissie hun geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij, in verband met opgelegde geheimhouding, het vertrouwelijk karakter moeten begrijpen. Het voornemen om geheimhouding op te leggen wordt zoveel mogelijk vóór de behandeling van de betrokken aangelegenheid meegedeeld. Degene die de geheimhouding oplegt, deelt daarbij tevens mee, welke schriftelijk of mondeling verstrekte gegevens onder de geheimhouding vallen en hoe lang deze dient te duren, alsmede of er personen zijn ten aanzien van wie de geheimhouding niet in acht behoeft te worden genomen.
  2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van degenen die met het secretariaat van de ondernemingsraad of van een commissie van die raad zijn belast.
  3. De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet tegenover hen die ten gevolge van een rechterlijke opdracht zijn belast met een onderzoek naar de gang van zaken in de onderneming.
  4. De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt voorts niet tegenover hem die door een lid van de ondernemingsraad of door een lid van een commissie van die raad wordt benaderd voor overleg, mits de ondernemer, onderscheidenlijk degene die geheimhouding heeft opgelegd, vooraf toestemming heeft gegeven voor het overleg met de betrokken persoon en deze laatste schriftelijk heeft verklaard, dat hij zich ten aanzien van de betrokken aangelegenheid tot geheimhouding verplicht. In dat geval is ten aanzien van de bedoelde persoon het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
  5. Een weigering de in het vorige lid bedoelde toestemming te verlenen, wordt door de ondernemer, onderscheidenlijk door degene die geheimhouding heeft opgelegd, met redenen omkleed.
  6. De plicht tot geheimhouding vervalt niet door beëindiging van het lidmaatschap van de ondernemingsraad of van de betrokken commissie, noch door beëindiging van de werkzaamheden van de betrokkene in de onderneming.
  7. De ondernemingsraad, alsmede ieder lid van de ondernemingsraad of van een commissie van die raad, alsmede een overeenkomstig artikel 16 geraadpleegde deskundige en ieder die met het secretariaat van de ondernemingsraad of van een commissie van die raad is belast kan de kantonrechter verzoeken de opgelegde geheimhouding op te heffen op de grond dat de ondernemer bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het opleggen van geheimhouding had kunnen besluiten.

Toelichting:

Bij het opleggen van geheimhouding door de bestuurder moeten vier voorwaarden in acht worden genomen:

  1. Geheimhouding wordt voor de behandeling van het onderwerp meegedeeld. Vinden de OR-leden het te zwaar om de verantwoordelijkheid van geheimhouding te dragen of het onderwerp niet belangrijk genoeg dan kunnen ze weigeren de informatie aan te horen.
  2. Duidelijk moet worden welke informatie geheim is. Als duidelijk is welke informatie geheim is, is het ook gemakkelijker de reden van geheimhouding te snappen en daarmee gemakkelijker om het geheim te houden. Dan is ook duidelijk welke speelruimte de OR nog wel heeft om de achterban te raadplegen.
  3. Hoelang moet deze informatie geheim zijn. Geheimhouding moet je alleen dan opleggen als er duidelijk iets aan de hand is. Bijvoorbeeld een fusie, waarbij de partners intern nog dingen te regelen hebben of waar sprake is van koersgevoelige informatie. Deze informatie is vaak tot een bepaalde datum geheim. Oneindige geheimen bestaan niet.
  4. Voor wie geldt de geheimhoudingsplicht niet. Ongetwijfeld zijn er andere mensen in het bedrijf op de hoogte, bijvoorbeeld de financieel directeur of de HR manager. Deze kunnen dan eventueel als deskundige geraadpleegd worden in de OR vergadering.

Ook eventuele externe deskundigen vallen onder de geheimhoudingsplicht.

Deze voorwaarden zijn belangrijk, omdat de OR op deze manier nog enigszins zijn werk kan blijven doen.